Wiebe Brouwer schreef een boek over zijn laatste jaar met zijn dementerende moeder. ‘Een origineel, gevoelig, bij vlagen hilarisch en ontroerend boek’, oordeelt de recensente van het Vakblad Sociaal Werk in het komende nummer.
Lees de hele recensie:
Als je moeder langzaam in het niets verdwijnt
Door Else de Jonge
De moeder van Wiebe Brouwer is een deftige mevrouw. Een dame die thee schenkt uit Wedgwood kopjes met een gepoetst zilveren lepeltje ernaast, en daar ‘een mokkataartje van Maison Kelder’ bij serveert. Een mevrouw die door haar inmiddels overleden man, ooit topman bij een beleggingsmaatschappij, “goed is achtergelaten”, zoals dat heet, en in een villa woont met een goudvissenvijver en een zwembad in de tuin. Een generaalsdochter, die met haar neus in de wind leeft en niet aan zelfbeklag doet. Maar dan slaat de alzheimer toe. Wiebe Brouwer beschrijft in Water scheppen met een lepeltje het laatste levensjaar van zijn dan ernstig demente moeder. Zij heeft 24 uurszorg in het huis waar ze al decennia woont, maar is ervan overtuigd dat ze tegen wil en dank in een pension zit. Soms wordt ze daar met egards, andere keren harteloos behandeld. In het pension gelden strikte regels: in de keuken mag uitsluitend personeel komen en het is niet toegestaan lang te telefoneren, omdat ‘er maar één lijn is’ en de ‘instelling’ onbereikbaar is als iemand die lang bezet houdt. Soms komen er mensen langs die je ongevraagd rare en te strak zittende kousen aandoen. Mevrouw Brouwer wil liever naar huis, zegt ze herhaaldelijk, maar beschouwt haar omstandigheden even vaak als onvermijdelijk en probeert dapper zich met haar lot te verzoenen. Zoon Wiebe vertelt erover, in brieven, toneelteksten, logboeknotities en emailwisselingen met zijn moeders vaste huishoudster en het thuiszorgpersoneel. Hij krijgt te maken met vragen die voor naasten van ernstig demente mensen herkenbaar zullen zijn. Is het een goed idee dat moeder angstremmers krijgt waar ze suf van wordt? Moet hij meegaan in haar wanen of die juist tegenspreken? Moet ze bij een volgende long- of blaasontsteking nog wel antibiotica krijgen? En heeft hij als kind het recht zijn wilsonbekwame moeder medicatie te onthouden en daarmee haar doodvonnis te vellen? Terloops plaatst Brouwer vraagtekens bij de ‘onverschrokken redelijkheid’ van mensen die menen dat veel ouderen graag dood zouden willen. De doodswens van zijn eigen moeder blijkt meerdere malen een ‘versleutelde boodschap die moest worden gedecodeerd’ , – reden voor grote voorzichtigheid bij het trekken van conclusies, meent hij. Dat hij moet toekijken hoe de geest van zijn moeder ‘stapje voor stapje in het niets verdwijnt’ doet hem verdriet maar is ook aanleiding voor spirituele mijmeringen: over zijn eigen dood en over de betekenis die het lijden van zijn moeder zou kunnen hebben. ‘Uitgerekend onze eigen moeder, (…) verandert door haar leeftijd en een beetje pech in een vreemde,’ schrijft Brouwer aan zijn zus Francien. ‘Als dat zo makkelijk gaat, wat stelt onze persoonlijkheid dan eigenlijk voor?’ Om te vervolgen dat de klaarblijkelijke fragiliteit van wie we zijn het des te verbazender maakt dat we kunnen nadenken, vreugde en verdriet kunnen voelen, en vast te stellen ‘wat een wonder het leven eigenlijk is’. Een origineel, gevoelig, bij vlagen hilarisch en ontroerend boek.
Wiebe Brouwer, Water scheppen met een lepeltje – Het laatste jaar met mijn demente moeder, Van Gennep, 149 pgs, €15,-